zaterdag 19 februari 2011

Het licht en de revolutie

December was de koudste maand uit mijn leven. De barre winterwind doordrong zich tot op het bot; dwars door winterjas, 'pulli', overhemd, t-shirt, thermosshirt en huid. In de vele aftochten naar de kelder voor emmers vol kolen droomde ik over centrale verwarming en verlichtte steden. Na al weken niet te hebben geschreven lees ik dan ook met verbazing mijn laatste bericht van begin december terug. Hoe had ik het voor elkaar gekregen met vijftien graden onder nul verliefd te worden op Berlijn? Misschien was het een opwelling geweest, zoals je op een regenachtige zaterdag verliefd zou kunnen worden op het kassameisje van de Albert Heijn.

Ingepakt in vijf lagen kleren rees ik kerstnacht af naar Nederland om de kerstdagen in Groningen door te brengen. Van die vijf lagen had ik beter tien kunnen maken gezien ik door bevroren wissels twee uur lang stond te koukleumen op Hamburg. Toen ik enkele uren later met een Pool en een Italiaan op station Bremen stond leek het kerstverhaal iets anders uit te pakken dan ik het mij had voorgesteld. Gelukkig werd er door de Deutsche Bahn een taxi geregeld en werd ik naar huis gereden door een Turk. En terwijl de Pool zich uitliet over zijn voorkeur zich liever te bezatten in een Noord-Duits hotel bescheurden de Italiaan en ik ons om de grappen van de Turk. Desalniettemin heb ik het voor elkaar gekregen om in het holst van de (kerst) nacht Oost-Groningen te bereiken.

De dagen na kerst zijn zoals wel vaker de laatste dagen van het jaar. En waar lenen de laatste dagen van het jaar zich beter voor dan een snelle terugblik en een gedegen vooruitblik. De tijd in Berlijn zat er bijna op en de plannen voor 2011 ontbraken nog. Solliciteren bleek de uitkomst om het gemoed tot rust te brengen en een invulling voor het nieuwe jaar vorm te geven. Na een spetterend oud en nieuw was ik klaar voor een knallende opening van het nieuwe jaar. En terwijl de TNT portfolio's bezorgde rees ik terug naar Berlijn. Met dubbele gevoelens. Hoe koud zou de woning zijn bij terugkomst, hadden de junks van 'mijn' metrostation de koude winterdagen overleeft en hoeveel zonlicht zal er in januari te bekennen zijn, waren slechts enige vragen die door mijn hoofd schoten.

Het genoemde metrostation draagt de naam Hermannplatz. Hermann zelf ken ik niet, maar de plek zal ik nooit vergeten. Het langwerpige plein, ingeklemd door vier drukke straten kenmerkt zich allereerst door een bescheiden stationsgebouwtje, een Chinees en een snackbar. Veel markanter is de dagelijkse invulling van mensen. Met als reputatie ontmoetingsplek te zijn voor junks en alcoholisten hangt er dag en nacht een sfeer van overleven. Niet op zoek naar een baan of broodje pindakaas, maar het bedelen om een 'kleine Spende' (spende=bijdrage). Deze week trof ik een man die radeloos op zoek was naar twee cent. Het was een mooie man van vijfendertig met een angst in z'n ogen die ik alleen uit oorlogsfilms ken. Openlijk gaf hij toe ' aan de naald ' te zijn, waarna hij van z'n twee cent een vijf cent verzoek maakte en daarna vroeg om een appel.

Het is slechts een van de verhalen die ik dagelijks tegenkom. De vrouw in haar rolstoel die altijd vraagt of je haar naar beneden kunt tillen (naar een ander spoor), het spook dat altijd om metrokaartjes bedelt en de straatkrant-verkopende reggae- legende zijn enige andere voorbeelden. En waar ik in november en december nog vol lof over Berlijn was leek het jaar door dergelijke types slecht te beginnen. Het greep me bij de strot en leek niet omgezet te kunnen worden in een positieve energie. De stad van de in-zich-zelf-pratende-man dacht ik hard op. De stad waar je een pond gehakt koopt voor een euro, kebab voor het dubbele, maar auto's voor het honderdduizend-voudige. Ik begin het dubieus te vinden. Mijn supermarkt op de hoek wordt bemant door medewerkers die verwacht worden tijdens het kassa draaien ook de hele winke te bevoorraden. Wederom angst in de ogen. Afrekenen kun je er daarom altijd snel, maar pas na een survival door de winkel in een woud van kartonnen dozen en rondrennende vakkenvullers in rode polo's. Tot overmaat van ramp staat er altijd wel iemand in de rij die zo stinkt dat de hele winkel er naar ruikt.

Schoenefeld Flughafen. De plek waar je in Berlijn met het vliegtuig naar Easyjet bestemmingen kunt vliegen. Na een rauwe start van januari zit ik aan het einde van de maand in een wit-oranje vliegtuig naar Basel. Twee dagen Zwitserland staan op de agenda. Wanneer ik een oude vriend in Zürich opzoek en arriveer op Zürich SBB (hoofdstation) ben ik net als een jaar geleden geschockeerd. Het contrast met Berlijn had niet groter kunnen zijn. Het hele station lijkt te schitteren als een diamant aangekleed door mensen in prachtige manteljassen. Dit alles met zo'n vanzelfsprekendheid dat ik het nauwelijks een plek kan geven. 'It's not a country, it's paradise!'.

Wanneer ik in mijn eigen manteljas weer in Berlijn aankom sta ik snel weer met beide benen op de grond. Met een emmer vol bruinkool en broodje Döner is dat ook niet zo moeilijk. Geen tijd voor melancholie, maar met een volle agenda vol deadlines slechts de keus vol gas vooruit te gaan. Misschien maar beter ook, voordat de Duitse Blues mij echt te pakken zou krijgen. Deze maand is hectisch, chaotisch, fascinerend, inspirerend en lyrisch tegelijk. In een moordend tempo naai ik panties (een Nylon project op de kunstacademie), schiet ik foto's voor mijn fotografie- vak en probeer ik de bibliotheek van de toekomst te ontwerpen. Ik breng mijzelf voort met benenwagen, zwembroek, fiets en metro van en naar Hermannplatz.

Tot mijn verbazing lijkt hoge snelheid soms te leiden tot hoogtepunten. Het waren de momenten waarop ik deze maand het licht zag. De dag waarop ik het antwoord vond op het gestelde Nylon-probleem en in het schaarse licht van mijn binnenhof een model bouwde dat het hele semester relevantie gaf. De dag waarop ik voor de duizendste keer dit semester om mijn bibliotheek-model draaide en in één schets de uitkomst voor het hele gebouw wist te vangen. De dag waarop de zon door de wolken brak op het moment dat ik mijn beste foto van het semester schoot. En na zulke momenten lijkt het geluk overal in te vinden. Het grauwe binnenhof lijkt plots een Italiaanse patio, de junk geeft bruikbare levenslessen met een glimlach en de eindeloze huizenblokken lijken trots in plaats van treurig. Geluk bleek een kwestie van optimisme en de volharding in het geloof van schoonheid in alles.

Wanneer ik na intense dagen thuis kwam uit een roerige stad zette ik vaak de herhaling van het 20:00-journaal aan. Niet om de kalmerende woorden van Erwin Krol, maar om een update over de wereld. Zo bleef ik op de hoogte van protesterende Egyptenaren en Tunesiërs en voetbaltransfers die mij niet interesseren. Na de vele berichten over Caïro begon ik het hunkeren naar revolutie niet alleen te beschouwen als politieke noodzaak maar als een broodnodige behoefte in het menselijke welzijn. De toewijding, de kracht, de energie; deze mensen konden bergen verzetten!

In het tumult van Egyptische protesten en Berlijnse deadlines kwam er bericht uit Basel. Mijn sollicitatie daar had geleid tot het aanbod om een jaar lang terug te keren naar het Chocoladen land. Het land waar ik met dubbele gevoelens aan terug dacht. Na een heftige Duitse winter nam ik het aanbod van Zwitsers comfort maar al te graag aan. De dubbele gevoelens werden vervangen door een ongekend enthousiasme te wonen en te werken in het mooiste drielandenpunt van Europa. Zaterdagmorgen kaas in Frankrijk, zaterdagmiddag koffie met alpen-chocolade in Basel en 's avonds halve liters Warsteiner über die grense in Duitsland. So gesagt, so gemacht zal Louis van Gaal waarschijnlijk zeggen.

Met de Zwitserse wind in de rug werd mijn Duitse eindspurt een stuk lichter. De kunstprojecten vielen op hun plek, de bibliotheek werd een plek waar ik zelf zou willen zijn. Op het Tahrir-plein huilden mensen van geluk, in mijn Berlijnse wohnzimmer werd er gedanst. Het was het begin van een revolutie die we niet meer uit handen gingen geven. Met de wind in de kop en de borst vooruit begin ik, evenals de Egyptenaren, een nieuwe periode. Zo blij als een kind, zo vrij als een vogel.