zondag 13 mei 2012

Ongepolijst geluk

Na vier uur fietsen sta ik bezweet onderaan een trappenhuis. Mijn ogen glijden over de treden en eindigen in de overloop die gevoelsmatig op honderd meter ligt. Met een sterke ammoniak geur in m’n neus til ik met pijn en moeite mijn fiets richting tweede verdieping. In plaats van een zware tocht in vijf minuten samengevat, zoals ik vaak zie bij studio sport, heb ik deze keer elke minuut zelf moeten fietsen. De kilometers zitten in m’n benen, maar bij de aanblik van de havenstad was het plezier van de thuiskomst te groot om de uitputting te voelen. Daar lag Rotterdam trots aan het water, de stad die in de afgelopen weken zoveel indruk had gemaakt.

Een kort intermezzo over het hoe en waarom van mijn schrijven. Mijn blog ben ik begonnen vanwege een reis naar Argentinië. Aanvankelijk moest dit medium tekenen van leven de wereld in sturen om mijn welzijn te bevestigen. Al snel werd dit meer dan dat en werden de berichten van avontuurlijke verhalen en beelden voorzien. En hoewel ik terug kwam uit Zuid Amerika was ik ook evens snel weer weg. Een goed excuus om meer te schrijven. Verhalen uit Zürich, Berlijn en Basel volgden. Nu ik weer in Nederland woon zou een reisblog opgeheven kunnen worden, waar het niet dat ik alleen maar liever ben gaan schrijven. De reacties op mijn stukken zijn zo positief dat ik mij aangemoedigd voel ook op regelmatige basis vanuit Nederland te posten. Wanneer je het leven beschouwd als een reis op zich hoeft het karakter van het blog daarmee niet eens te veranderen. Als laatste excuus voor meer materiaal is mijn nieuwe thuis; Rotterdam. De stedelijke machine met zijn spraakmakende inwoners zorgt voor notitieblokken vol inspiratie. Genoeg reden dus om te blijven schrijven.

Elke keer wanneer ik op het station van Rotterdam kom is er wel iets veranderd. Op mijn eerste dag Rotterdam fietste ik met moeite door het grind langs de bouwplaats, een dag later reed ik fluitend over een splinternieuw fietspad. Al jaren wordt er gewerkt aan het nieuwe gezicht van Rotterdam; de stationshal van de NS. Tientallen meters bouwhekken sturen mensen over onmogelijke voetpaden en met een wildgroei aan informatieborden is het moeilijk je weg te vinden op het station. Nu ik mij officieel Rotterdammer mag noemen en de situatie rond het station mentaal in kaart heb gebracht is het een eitje mijn weg te vinden. Nu geniet ik van de levendige bouwplaats waar beton wordt gemixt met gehaaste treinreizigers. Met mijn smartphone schiet ik plaatjes van de ontwikkelingen en laat ik nieuwe bezoekers optimistisch de vorderingen van het nieuwe station zien. Niet alleen de stad, maar nu ook ik, beloof op korte termijn beterschap. Binnenkort is het voor iedereen genieten en zullen er tientallen mensen naast mij staan wanneer ik weer eens een foto schiet.

De bouwput van het station weerhield duizenden mensen er niet van Rotterdam te bezoeken op koninginnedag. Met oranjepruiken denderde de horde feestgangers af op Neerlands grootste liefde; de rommelmarkt. Een berekende feestvierder had daarom niet alleen boterhammen met oude kaas meegenomen maar ook een lege bigshopper voor mogelijke aankopen. Met mijn eigen interpretatie van deze handige tas slenterde ik met de meute mee. Bij mogelijke parels vroeg ik naar de prijs waarbij ik de helft van de keren tot een deal kwam in gebrekkig Nederlands. Opvallend was het ontbreken van laveloze oranjefans en Nederlandse volksmuziek uit slechte speakers. Daarvoor in de plaats kreeg ik het eenvoudige geluk van de havenarbeider die zijn portemonnee trekt wanneer zijn vrouw vraagt om twee dekbedovertrekken voor een tientje. In de Albert Heijn besluit iemand spontaan mijn flesje water bij zijn boodschappen te voegen zodat we sneller weer buiten te staan. Met een paar slokken weet ik de oneindige golven patatlucht te onderdrukken en zet ik mijn tocht langs kleedjes vol troep voort. Ik maak praatjes met mensen gekleed in uit de mode geraakte trainingsjassen en kapsels die ik al jaren niet meer heb gezien. Types zonder kapsones, types waar de stad mee vol loopt, types die zo maar eens de reden zouden kunnen zijn dat Rotterdam zo ontspannen is.

Wanneer ik terug naar huis fiets geniet ik van een oneindige hoeveelheid beton verwerkt in grote stoere gebouwen. De betonnen kolossen zijn als hun gebruiker; zonder poespas. Ik denk hardop; what you see is what you get. Dan mogen de stadsgezichten niet overal even charmant zijn, ze zijn altijd goudeerlijk. Hiermee heb ik de reden gevonden van de geruststellende werking van de stad bij thuiskomst na een lange tocht fietsen. Het water van de Maas schittert onder de zon, de betonnen silhouetten torenen ongepolijst boven de horizon uit. Het geluk van de havenstad.