zondag 31 oktober 2010

Het verloren uur


Toen ik vanochtend wakker werd vernam ik een verschil tussen de klok op mijn computer en die van mijn wekkerradio. Ik greep naar m’n zakken en trof daar niets meer dan mijn boxershort aan, zoekend naar iets om het verschijnsel te verklaren. En toen schoot het me te binnen; het verloren uur is terug. De zomer die zo stiekem een uur had ingepikt spuugde hem terug in de herfst. Dat uur had ik dan mooi te pakken, de rest van de dag had ik het idee elk uur dubbel te benutten. Dat is een goed gevoel op een dag waar alles kan, maar niks moet.

Dus sjok ik aan het einde van de middag met m’n huissleutel in m’n rechterzak en het gewonnen uur in de andere door het nabijgelegen park. Vrolijke gezinnen, gele bladeren en een verfrissende lucht die amper in beweging lijkt te zijn. De bladeren in de ons wel bekende herfst kleuren doen het hele park oplichten en geven Berlijn vandaag de rust die het verdient. Het blauwe zeiltje dat ik over een bank zie liggen doet me pijnlijk herinneren dat niet iedereen straalt vandaag. De man die eronder ligt zal er vast een moord voor doen om de rode kleur van de omringende bomen te laten verschijnen op zijn ruwe wangen.

Dan mag Berlijn een wereldstad zijn, de zondagsrust lijkt er nog groter te zijn dan in de Carel Coenraad polder. Het is de dag van je kater met techno nasmaak of die van de te dure retro buggy. De grote gebouwen steken af tegen het handje vol mensen dat op straat is te vinden. Maar het geluk is daar, en wanneer ik lees dat Harry Mulisch is overleden heb ik dan ook een dubbel gevoel. Nederland verliest een groot schrijver, maar hij heeft er wel een verdomd mooie dag voor uitgekozen. Hoe zal het hem vandaag vergaan op zijn eerste dag in het andere universum? Op de thee bij Anton Geesink? Misschien sluiten ze een pact voor het nieuwe seizoen, waar Anton aanbiedt de nodige warmte beschikbaar te stellen door Harry gedurende de de winter te lepelen. Hoofdschuddend probeert Mulisch het toneel te verlaten wanneer Geesink hem weet tegen te houden met de vraag; Harry, wat gaan we ontdekken nu we beide in de Hemel zijn?

dinsdag 26 oktober 2010

Kort maar krachtig


Terug in de Duitse kringen. Vanaf nu geen Zwitserse Gruezi meer, maar gewoon Goeie dag. Als je dat snel kunt zeggen spreek je al bijna Duits. Sinds begin deze maand woon ik in de Duitse hoofdstad. De met Brandenburger Tor volgeplakte raampjes van de metro schreeuwen vanaf het begin dat ik in Berlijn ben. Dat betekent brede stoepen, kilometers bouwblokken, worst, bier en bodemprijzen in de supermarkt. En dat is slechts het begin van een honderdtal karakteristieken die zich presenteren in een lappendeken van stedelijkheid die je nergens anders in de wereld vind. De stad maakt de zwerver, avonturier, muzikant en filosoof in je los. Wie zou dat nou niet willen. En dus maak ik op m’n eerste koude nacht het plan vaker te schrijven. Maar niet in zulke lappen als voorheen, maar kort en krachtig. Zoals de Duitser zijn regels aan je duidelijk maakt. Een nieuwe stad, een nieuwe serie verhalen en tegen het einde van het jaar misschien wel een nieuwe Frank. Wir sprechen uns!



dinsdag 5 oktober 2010

De Blues van het beloofde land

Het beloofde land mocht op de basisschool dan Kanaän heten, met MTV, MSN en vrolijke maaltijden van Ronald Mac Donald wisten ik al snel beter. Ik droomde over m´n eigen garage in Seattle en een Amerikaanse Fender. Een elektrische gitaar uit het land van onbegrensde mogelijkheden, de rock ´n roll en de blues van de crossroad. Veel later kwamen daar de verhalen van grote architecten bij. Hoe Frank Lloyd Wright de architectuurwereld op zijn kop zette en Mies van de Rohe New York een nieuwe taal liet spreken. Een bezoek aan de Verenigde Staten werd langzaam maar zeker een must. Vooroordelen en cliché beelden schoten tot dusver door m´n hoofd. Nog één keer sluit ik m´n ogen en zie ik de Golden Gate Bridge, een wegrestaurant met verchroomde barkrukken in rood leer en de skyline van New York. Wanneer ik m´n ogen weer open doe sta ik op het vliegveld van San Francisco, de droombeelden van Amerika zullen zich snel laten vervangen door waargebeurde verhalen.


Wanneer ik op m´n koffer sta te wachten denk ik terug aan de security checks. Waar ik mijn koffer had ingepakt en wat de prijs van mijn treinkaartje naar het vliegveld was leken mij onnodige vragen maar eisten een serieuze blik met eenduidige antwoorden. Gelukkig had ik mij geschoren en stonden mijn wenkbrauwen a la Ruud Lubbers in lachstand en niet in mineur a la Ali Chemicali. Oponthoud werd voorkomen en zonder kleerscheuren stond ik uitgeput maar opgelucht in Californië. Een vloedgolf van indrukken sloeg me omver en al opkrabbelend probeerde ik mijn eerste impressies te ordenen. Grote auto´s, ringbaarden, anti-mode, retro tapijt, alles heel Amerikaans zonder een idee te hebben wat dat eigenlijk betekende. Via snelwegen, fly-overs en brede afslagen bereik ik down-town San Fran. Via donkere straten langs gesloten plinten bereik ik mijn slaapadres. Op het uitvouwbed van mijn via-via-vrienden val ik kort na aankomst diep in slaap, dromend over scenario´s waarin de stad zich zal presenteren bij daglicht.

Over het hoogpolige tapijt loop ik richting raam en open de gordijnen. Een trapveldje bied plek aan een stel voetballers en een schreeuwende trainer met petje. Ik wrik me los uit de klemmende wc-bril van Amerikaans formaat en begin de dag. Met de auto rijd ik door een stedelijk landschap van houten huizen en steile wegen in een grid. Het voelt niet als een ander land, maar als een andere wereld wanneer ik voor het eerst over de Golden Gate Bridge rijdt. Een reusachtig bouwwerk van tonnen staal gehuld in de voor Californië zo kenmerkende mist. Na een overkill aan 4x4 jeeps en andere Amerikaanse auto´s van formaat neem ik de afslag naar de Marin Headlands. Want hoe urbaan San Francisco ook mag wezen, natuur is op steenworp afstand van de stad te vinden. Via een landschap van blauwgroene heuvels bereik ik een donkerbruin strand waar je normaal alleen schipbreukelingen zal aantreffen. Hier laat de Californiër zijn hond uit en zijn haren waaien in de wind. Op de terugweg trekt een dik pakket mist langzaam over het landschap. Er doemt grasland op, een bos en een manege. Een plek om te vluchten uit de hectiek van de stad, oceaanlucht te snuiven en weg te dromen. Zal dit nou California dreaming zijn?


Als ik die avond door de stad loop en inmiddels verschillende locals heb gesproken begrijp ik het advies altijd alert te zijn. De gesloten plint van garagedeuren en donkere portieken zorgen voor een gevoel van onbehagen dat je harder doet lopen. Auto-inbraken, overvallen en berovingen zijn hier geen uitzondering en worden geïllustreerd door het concert van politiesirenes dat ik alleen uit films ken. Ik heb weinig tijd nodig om mij te realiseren dat het verschil tussen arm en rijk groot is. De aanwezigheid van grenzeloos succes en uitzichtloze armoede is niet alleen te zien, maar ook te voelen. De zwerver met al zijn bezittingen in een boodschap-karretje die voorbij trekt aan een geblindeerde hummer.


De tegenstellingen zijn eveneens terug te vinden in de representatie van de publieke ruimte. Een slecht onderhouden voetpad kan zo leiden naar een groen hart in de stad zoals Golden Gate park met twee prachtige musea. In de toren van het nieuwe museum ontworpen door Herzog en de Meuron kijk ik uit over de stad. Een compleet stadsdeel lijkt met zijn steile straten te verdwijnen in de mist. Aan de andere kant van de stad zie ik blok, na blok, na blok. Houten huizen en grijs asfalt vormen een palet van pastelkleurige blokjes en grijze strepen. Ik pak de lift terug naar de begane grond en verruil de intellectuele museumbezoeker voor de man van de straat. Dit keer geen eindeloze modeshow van opgedirkte mensen dat mijn systeem van perceptie langzaam had vergiftigd in het idyllische Zwitserland. Oprecht versleten band T-shirts waar men in Amsterdam drie tientjes voor zou betalen op het Waterlooplein. Niet in kleding, maar in biologische producten wordt geïnvesteerd. Dus geen rijen voor de H&M, maar voor de parkeergarage van de biologische supermarkt. Niet het zoveelste paar All Stars, maar op je versleten oude verder sloffen om je geld te investeren in lokale producten voor je bio-quiche die avond. Met verbazing sta ik te kijken naar de tientallen soorten meel. Een yelfservice systeem van bakjes en zakjes dat de zelfstandige kok doet watertanden. Met een vol mandje arriveer je dan bij de caissière die vraagt hoe het met je gaat en haar collega die jouw boodschappen inpakt. In de Amerikaanse supermarkt is de klant de koning voorbij.


Met m'n zelfgemaakt sandwich van whole wheat brood rijd ik op de achterbank van een truck langs de kust van Californië. Slechte snelwegen met dure auto's lijken het toonbeeld van een kapitalistisch systeem waarin individuele investeringen contrasteren met slecht onderhouden publieke voorzieningen als snelwegen. De schoonheid van Carmel (by-the-sea) is er niet minder om. Wijd uitgestrekte stranden van wit zand doen bijna pijn aan de ogen. Een plek voor de gepensioneerde surfer met een cowboyhoed die zijn huis heeft laten bouwen op de rotsen. Hier is de ansichtkaart werkelijkheid geworden.


Hoewel ik een surfplank had kunnen kopen om voor altijd te blijven sta ik de volgende dag weer op het vliegveld. M'n week westkust zit erop. Het is tijd om naar de kust te vliegen waar het allemaal begon voor dit immense land. Dus vlieg ik drie uur terug in de tijd en zet ik voet aan land in Boston. De stad van topuniversiteiten. Het semester zal binnenkort beginnen dus loop ik de volgende dag op m'n gekleurde Adidassen als groene Europeaan over de campus van Harvard. De stoeltjes in de binnentuin van de campus, Harvard Yard, lijken verdacht veel op het type dat ik ken van de bouwkunde faculteit in Delft. Mensen liggen, zitten en lopen rond, er heerst de sfeer van een nieuwe start, aangekleed door standjes, posters, flyers en intrekkende studenten. De monumentale gebouwen geven het geheel een grandeur die onderschatting van dit universiteitswezen voorkomt. De bouwkunde faculteit spreekt een heel andere taal. Met zijn eenvoudige betonnen kolommen lijkt het gebouw de klassieke zuilen van het hoofdgebouw bijna tegen te spreken. De terrasvormige faculteit biedt onder een glazen dak plek aan overzichtelijke studioruimtes waar het licht na de start van het semester de daarop volgende maanden niet meer zal doven.


Een volle zaal wacht gespannen op de eerste sprekers van de dag. Vandaag worden de ontwerpstudio´s gepresenteerd op de GSD waarmee architectuur-studenten de keuze voor hun docent en studio dit semester moeten maken. Uit alle hoeken van de wereld presenteren professionals uit het veld hun studioproject als promo voor de aandachtige student. Exotische locaties, grens overschrijdende programma's en parametrische plaatjes zijn geen uitzondering. Zoals ik een docent van MIT het later die week treffend hoorde zeggen; 'hier ontwerpen we niet voor het dorp waaruit jij komt, maar voor de hele wereld!'. Dus vliegen sommige studio's al na twee weken op kosten van de universiteit naar de andere kant van de wereldbol. Of blijf je 'gewoon' thuis en verdiep je je dusdanig in hout dat je tegen het einde van het semester 1 op 1 een model weet te bouwen. De diversiteit van de onderwerpen is groot, de toewijding ongekend. De rest van de week is de faculteit een theater van intrekkende studenten. Met kratten vol maquettemateriaal, steekkarren met dozen, computers en koffiezetapparaten worden werkplekken ingericht die lijken op kleine wooneilanden. Hier gaat gewerkt, gegeten en vast ook wel geslapen worden. De studenten zijn ingedeeld, de werkplekken zijn klaar; het semester is begonnen.


Nog half verbaasd over het studentenleven van Cambridge verken ik de rest van Boston. Ik probeer nieuwe conclusies te trekken over een vreemd land met vriendelijke mensen. Wanneer ik langs het zoveelste houten huis loop weet ik het zeker; Amerika is het land van de veranda. Des te rijker de eigenaar, des te groter de veranda, des te pompeuzer de zuilen. Het zal wel onderdeel van de American dream zijn; terwijl je kinderen in de straat spelen zit jij in je schommelstoel op de veranda. Zo is elke voordeur tot een statement gemaakt. Een verwelkomend gebaar van enkele treden lijkt een minimum te zijn, een paar kitsche zuilen de ultieme bonus. En als je het echt gemaakt hebt beschik je in Boston over een houten veranda met een bakstenen huis van onverwoestbare kwaliteit.


Tourend op m´n fiets langs de Charles River moet ik oppassen dat ik niet gelanceerd wordt. Mijn minimalistische fiets mag dan erg hip zijn in town, de fixed-gear maakt remmen een kunst. Op m´n weg terug van het zwembad stop ik bij de supermarkt op zoek naar bananen en pindakaas. De laatste blijkt een ware opgave te zijn: niet het ontbreken ervan maar zijn enorme aanbod.Ik kan kiezen uit meer dan dertig verschillende soorten en merken en kies uiteindelijk op prijs in plaats van kwaliteit, on-Amerikaans als ik ben. Voor cornflakes, melk of bier is het niet anders. En wanneer je in de supermarkt niet slaagt is er nog een fijn aanbod van buitenlandse keukens. De Chinezen zijn er een goed voorbeeld van. Met hun eigen buurt in de stad dat vanzelfsprekend Chinatown heet is alles te koop uit de Chinese keuken wat je maar kunt bedenken. Niet alleen kroepoek voor een prikkie, ook kleding en elektronica zijn er voor Aziatische prijzen te verkrijgen. En of de Chinese prijsvechter dan nog niet genoeg heeft aangeboden is hij ook nog zo vriendelijk om je te vervoeren. Naar New York voor vijftien dollar. Dat laat ik me geen twee keer zeggen. Dus ben ik later die week gewapend met camera en Chinese buschauffeur onderweg naar de hoofdstad van de wereld.

Stond ik eerder die week tussen de garnalen in Boston, was ik nu in Chinatown New York. Mijn eerste kennismaking met de stad van onbegrensde mogelijkheden, zo had ik mij althans laten vertellen. Slechts de geelgekleurde taxi´s gaven mij enige idee in New York te zijn, de overmaat aan Chinezen en winkels vol troep leken meer op Hong Kong. Via vis- en groenteboeren verruilen de Chineze tekens zich langzaam voor pizzeria´s en Italiaanse vlaggen. Chinatown en Little Italy zijn goede voorbeelden van de eerste werelden die ik leer kennen binnen een veel grotere wereld die New York heet, die stiekem weer heel erg klein is. De hoogbouw die ik aantref is overweldigend en doet mij af en toe met het hoofd in de nek lopen. De verdiepingen zijn ontelbaar, het zonlicht dat de straat bereikt beperkt. Op de bewegwijzering zie ik Brooklyn bridge staan. Er schiet een funk nummer door m´n hoofd en begin harder te lopen ´take me to the Brooklyn bridge´. De wereldberoemde brug weet ik snel te bereiken. Op een pad ver boven de auto´s loop ik tussen de toeristen, fietsers, skaters en hardlopers Brooklyn tegemoet. Ik hoor talen uit alle mogelijke hoeken van de wereld, voel de wind van de rivier en zie langzaam de skyline van New York die mij door televisie op het netvlies is gebrand. Niet het overbruggen van de rivier maar mijn tocht terug op de Brooklyn Bridge is wat dit bouwwerk zo fantastisch maakt. Tussen het spel van kabels en staal presenteert het stadsgezicht van Manhattan zich stoer aan zijn aanschouwer. Er gaat een lichte rilling door me heen en schreeuw zachtjes: I´m in New York!

Een gratis pond naar Staten Eiland doet me het vrijheisbeeld van dichterbij zien en nogmaals de skyline van New York ervaren. Bij een monument voor omgekomen brandweerlieden worden kransen opgehangen en vlaggen gehezen. Het is de vooravond van elf september. Naast de herdenking van de terreuraanslagen zijn er ook demonstraties voor een moskee naarbij Ground Zero gepland. Dat betekent dat de ons welbekende Geert W. op hetzelfde moment in de stad zal zijn als deze verdwaalde Groninger. Zijn ideeën hadden Amerikaans kunnen zijn. Mijn indrukken van de afgelopen weken zijn niet louter positief, ongefundeerde angst is deze natie niet vreemd en zorgt voor een cultuur die bang maakt en verkrampt. Conservatie hokjesdenkers zijn er in minstens zo grote getale als liberale wereldburgers. Ik vraag me af hoe de negende herdenkingsdag sinds 2001 zal verlopen en kan niet wachten de rest van het eiland te verkennen.

De zon straalt, de stars en stripes van de Amerikaanse vlag wapperen. Misschien vandaag geen metro, maar alles te voet. Manhattan van Noord naar Zuid. Van Columbia University naar Ground Zero via Central Park besluit ik met vinger op de kaart. Zo af en toe kom ik de Nederlandse connectie met New York in straatnemen tegen. Zo loop ik over Amsterdam Avenue naar Central Park en zie ik later die dag verkeer Manhattan verlaten via de Holland tunnel. Een groene vlekje op de kaart, maar in realiteit is Central Parc eerder een stadsdeel dan een groenzone zo groot blijkt het te zijn. Een heerlijk theater van stedelingen die de rust, de ruimte en het spaarzame groen in hun stad opzoeken. Hardlopers, fietsers en honden in de meest uiteenlopende verschijningen. Na een goede wandeling verlaat ik het bonte toneel en bezoek het Gugenheim museum. Het wit gestucte tijdloze gebouw lijkt ondanks zijn uitgesproken volume subtiel in zijn context te staan door de grote woonblokken waardoor het wordt omringt. Ondanks de status van meesterwerk lijken de bezoekersaantallen vandaag tegen te vallen. Topattracties hebben vandaag de dag een andere verschijning blijkt even later wanneer ik massa´s mensen de Apple winkel binnen zie gaan. De kelder van het gelikte concern staat vol met locals en toeristen die niet praten maar neuriën en zo een collectieve zoem produceren. Al draaiend aan het wiel op de Ipod of al tip toetsend op de Ipad lijkt de moderne man meer interesse te hebben voor technologie dan zijn medemens. Ik verlaat zo snel mogelijk het pand.Het Seagram gebouw blijft er in een paar straten verderop bescheiden onder en biedt opluchting in de zee van ordinaire bouwblokken. De gekte van de stad maakt zich desalniettemin meester over me. Ik vergaap me aan metershoge reclameborden, eindeloze torens, voorbij schietende taxi´s en schreeuweriger etalages. En net op het moment dat ik neig te denken dat de waanzin niet veel groter zal worden kom ik aan op Times Square. Ik word weggeblazen door een visueel spektakel van lichtkranten, reclameborden en een overdaad aan kleurtjes. Ik ben maar even gaan zitten en heb me hardop afgevraagd hoe dit heeft kunnen gebeuren. Was dit het einde of het begin van de nieuwe wereld? Gelukkig heb ik genoeg energie weten te vinden om zonder antwoord door te lopen.

Die avond vind ik mijzelf, nog trillend op mijn benen van alle indrukken, in een Jazz-bar in Harlem. Omgeven door zwarte muzikanten en dito bezoekers. New Yorkser kan het niet laat ik me vertellen. Op de achtergrond van mijn gedachten hoor ik nog mensen schreeuwen voor de vrijheid van godsdienst die ik die middag bij Ground Zero trof. Ik droom weg op een solo van een pianist die die tachtig al heeft gepasseerd en ruik kippenpootjes die in een magnetron worden opgewarmd in de hoek van het etablissement. Nauwelijks weet ik alle gedachten en impressies te ordenen. In de taxi terug lach ik om het plexiglazen tussenwandje dat ik wederom alleen uit films ken. Dit stukje Amerika mocht ik dan voortijds al kennen, de indrukken die ik deze week tot mij liet komen hadden mij onmogelijk via televisie of internet kunnen bereiken. Was deze reis een realitycheck? Of de zoektocht naar een land dat eigenlijk niet bestond.


Op de middag van mijn derde en laatste dag in New York heb ik het gevoel er al een week te zijn. De indrukken, plekken en ervaringen blijven maar komen, op een eiland dat zo klein is dat je het te voet in een dag kunt lopen, de stad verbaasd in elk opzicht. Als afsluiter bezoek ik de High Line, een oud treinspoor op zo´n tien meter boven de straat waarop nu een park is aangelegd. Het biedt een nieuw perspectief op de stad en een bijzonder vorm van natuur midden in de metropool. Gele taxis verdwijnen achter de graspollen. In een vieze en warme metro rijd ik terug na Chinatown. Nog net voordat ik de bus instap weet ik in een polysteren foodbox een maaltijd te halen bij een onvriendelijke Chinees. Terwijl de avond invalt en het miezert in New York rijdt ik terug naar Boston in een touringcar, het schoolreisje is voorbij.


In Boston lijkt de nazomer langzaam plaats te maken voor de herfst. Het buitenzwembad wordt verruilt voor een binnenzwembad, de shorts voor jeans. En terwijl de avonden korter worden en het weer kouder, blik ik vooruit op de winter in Berlijn en besluit naarstig op zoek te gaan naar een kamer. Nog een week en dan strijk ik neer in de Duitse hoofdstad.


In het vliegtuig terug denk ik aan Oost Duitse huizenblokken en budget-supermarkten en vraag me af wat het verschil is tussen Bostonse Blues en Berlijnse Blues, tussen Amerika en Europa. M´n reis in Amerika heeft me aan het denken gezet. Een land van extremen, waar de droom geloofd kan worden en de nachtmerrie gevreesd. Maar waar beiden zo aanwezig zijn dat het genadeloze systeem lastig is te bevatten. In Amerika is de Blues nog een echte en dan weet ik zo net nog niet of ik wel harmonica wil spelen.

San Francisco


Carmel (by the sea)



Boston



New York